1812 Iwan Müller verbetert de kleppen en polsters
De klarinetten in de 18e hadden een beperkt aantal kleppen en tonen buiten de toonsoort waren daardoor moeilijk zuiver en helder te spelen. Door voor de gebruikte toonsoorten instrumenten met een verschillende stemming te maken, werd het probleem van het beperkte aantal kleppen ondervangen. Toch was er behoefte aan een klarinet met meer kleppen waardoor het instrument veelzijdiger werd. Aan het eind van de 18e eeuw neemt het aantal kleppen op de klarinet langzaam toe. Maar verschillende spelers hadden hun twijfels bij de toename van het aantal kleppen. De kwaliteit van de kleppen van die tijd was zodanig dat de nieuwe vindingen niet echt succesvol waren. Iwan Müller bracht daar verandering in.
Voor 1812 waren de kleppen messing plaatjes waaronder een stuk vilt was gelijmd en de toongaten die door de kleppen werden afgedicht, waren vlakke delen op de body van de klarinet.
Het vilt dichtte het toongat af, maar dat werkte niet perfect en moest regelmatig worden onderhouden.
In 1812 verbeterde Müller de klarinet met 13 kleppen door:
- verdiepte toongaten
- de schuine oplopende rand geeft een betere afdichting met het polster
- polsters van leer met een vulling van vilt geplaatst in een holle cup
- tot dan toe waren de polsters plat en van vilt
- verbeterde plaatsing van de toongaten.
- metalen duimsteun
Door de verbeteringen van Müller werd het mogelijk om met de klarinet in alle toonsoorten te spelen. De clarinette omnnitonique.
De bovenstaande foto toont een klarinet die sterk lijkt op wat Iwan Müller ontwikkelde. De klarinet heeft ook 13 kleppen die vrijwel allemaal van een bladveer zijn voorzien. Er werd op maar een plek ringvormige toetsen toegepast die van een naaldveer zijn voorzien. De cups zijn bolvorming. Vanwege de vorm worden ze ook wel zout lepelvormig genoemd. Pas later zijn gedraaide cups toegepast.